31 Fins oorlogsweesmeisje verlost van beugels en krukken
Ik herinner mij in Finland, lang geleden. Ik denk dat er hier Finse mensen zijn. Er was een kleine jongen die uit de dood werd opgewekt. U hebt waarschijnlijk het boek ervan gelezen. Het nieuws kwam helemaal Rusland binnen. Maar ik zag het in een visioen voor het gebeurde, twee jaren ervoor, en vertelde het door heel het land.
Ik herinner mij dat kleine Finse meisje, dat die avond daarbuiten in de hal stond en zij had een been dat ongeveer 15 centimeter korter was dan het andere. Zij had een grote hoge schoen met een beugel om haar heen, en een in haar teen, een kleine haak. En zij had de gordel over haar schouder en die kwam op deze manier weer naar beneden in de teen van haar schoen. Zij had twee krukken en was een arm klein schamel uitziend kind. En telkens als zij wilde gaan bewegen, moest zij die voet opheffen met haar schouder, die riem; en dan het zo wegduwen en het neerzetten en dan de kruk neerzetten. En wij moesten...
Wij waren in (de Finse broeder, zuster nu, hier, ik spreek het niet juist uit) wat men Messuhalli noemt en men gaat daar over de hele zaak. En zij zouden er ongeveer 20.000 laten binnenkomen of wat het ook was; en lieten hen dan buiten gaan en lieten mij dan tot een andere groep van 20.000 spreken.
En het jongetje dat gedood werd door een auto werd uit de dood opgewekt te Kuopio. En, oh my! Zij zenden daar geen rock- en-roll en zo uit, het is alleen nieuws en dergelijke; dit kwam dus op het nieuws. En men kwam helemaal vanuit Rusland, daar binnen.
En ik zag het die avond. Dat was net na de oorlog, ongeveer vijf jaar, denk ik, na de oorlog. En ik zag Russische en Finse soldaten, met hun armen om elkaar heen, elkaar liefhebbend, elkaar op de rug kloppend. Iets wat een Rus een Fin op de rug zal doen kloppen, oorlogen zal doen beëindigen, daar is de liefde van Jezus Christus voor nodig om dat de doen.
Maar die grote communistische soldaten die daar stonden! Wij passeerden een groep kleine Finse soldaten, kleine makkers die zich nog nooit geschoren hadden, gewoon gladde gezichten, met die grote laarzen aan, die de straat afliepen, de mensen in het oog houdend. Men was gewoon opeengepakt aan beide zijden, stadsblokken ver. En die soldaten stonden daar op te letten; de tranen liepen over hun wangen. Zij zeiden: "Wij willen een God ontvangen die de doden kan opwekken." Ziet u! Het zijn menselijke wezens zoals wij zijn.
Maar wat is het? Hetgeen christendom beweert te zijn en geen resultaten voortbrengt, leggen zij terzijde. Zij willen een realiteit. Ziet u, dit is de reden dat het communisme is opgekomen, wegens de achteruitgang van de kerk. De kerk is schuldig aan communisme omdat zij degene was die in de kou liet staan. En bedenk nu gewoon dat slechts één procent van Rusland nu communistisch is, één procent. Negenennegentig procent van de mensen zijn nog steeds christen. Wat zij nodig hebben is een echt Vuur, een profeet met ZO SPREEKT DE HERE. Dat, ziet u, zou de communistische macht in zee drijven. Wat wij nodig hebben is wat zij nodig hebben: het echte christendom. (Klinkt dit zo op de tape? Prima!)
En deze Russische soldaten stonden daar die avond. Ik kwam in een kleine vestibule en een kleine hal. En dit kleine meisje, ik zal haar nooit vergeten, met een beetje pluizig haar en een haveloos jurkje. En zij was uit de damestoilet afdeling gekomen. En men was verteld mij niet te storen.
Ik zou buiten de straat opgaan en snoep kopen. Ik heb zelf kinderen en ik houd van kinderen. Ik denk dat er iets verkeerds is met een ieder die niet van kinderen houdt. En dus met deze kleine makkers zou ik een sliert achter mij aan hebben van wel een half blok lang. Ik zou hun snoep geven. Men gaf mij wat van dat geld daar, het zou hier niets waard zijn, heel grote biljetten zoals dat, en ik kocht snoep. Ik weet niet wat ik kocht, maar ik gaf het hun. En toen vroeg men hen op de straten, weet u, als ik dan rondwandelde liepen zij gewoon door en negeerden mij, en kreeg ik dus een klein lesje, denk ik.
En toen ik dan die avond binnenkwam, dacht dat kleine meisje dat zij iets verkeerd gedaan had en ik weet dat zij haar kleine hoofd boog. En zij keek op uit haar kleine blauwe ogen en zij keek om te zien wat ik zou gaan zeggen.
En de twee soldaten voor mij waren doorgegaan naar de deur. En men zong: Geloven alleen. Nog twee stonden er achter mij. En ik beduidde hen te stoppen.
Ik wilde zien wat dat kind zou doen. Zij was, denk ik, ongeveer acht à tien jaar oud. Ik vernam later dat zij een Fins oorlogsweesje was. Haar vader en moeder waren gedood in de Russische oorlog. En ik keek dus naar de kleine meid en zij had deze krukken. En zij dacht dat zij iets verkeerd had gedaan, weet u.
En ik keek naar haar. Ik zei: "Wilde jij mij spreken?" En natuurlijk kon zij geen Engels verstaan. En ik gebaarde met mijn vinger naar haar hierheen te komen. En zij richtte haar hoofd op en zag er wat kinderlijk uit. Zij stak deze kleine krukken uit en hief haar kleine ledemaat op, een beetje op deze manier. En hier kwam zij, naar mij toe wandelen.
Ik dacht; "Ik zal gewoon zien wat het kind doet." En ik stond daar gewoon zo. En zij kwam echt dicht bij mij en zij keek naar mij; en keek op deze manier op en weer neer. Ik dacht: "Ik zal gewoon zien wat zij doet." En zij pakte mijn jas op, keek er naar in haar hand en kuste mijn jaszak en deed haar hand naar beneden.
Ik wilde tegen haar "mijn kleine zuster" zeggen; ik wist niet wat te zeggen. En ik keek voor mij uit; ik zag haar de straat afrennen, even normaal als enig ander kind. En ik zei nu; ik kon niet tegen haar spreken, ik zei: "Lieveling, Jezus Christus maakt je gezond."
En zij spreidde haar jurkje uit, wat typisch Fins is en zei: "Kiitos", dat betekent 'dank u', ziet u, voor het kussen van de jaszak. Ik geloof dat als ik de grootste huichelaar ter wereld zou zijn geweest, God het geloof van dat kind zou geëerd hebben.
En dus dacht ik: "Wel, zij zal het na een poosje ontdekken, hoe dan ook. Ziet u, het zal voortgaan, zij zal in orde zijn, omdat ik haar in het visioen gezien heb." Het moet zo zijn! Wat ik vertel, het moet gewoon zo zijn.
Die avond, waren er zo vele dingen die de Here gedaan had en ik was net ongeveer klaar om te vertrekken. En ik zei: "Wel, roep er gewoon een paar meer."
En mijn broeder zei: "Nee, u bent..." En broeder Baxter zei: "U bent nu uitgeput, broeder Branham. Nu, stop gewoon, kom, omdat wij ergens anders heen moeten gaan. U..."
Ik zei: "Wel, ik voel gewoon om er misschien nog vier of vijf te nemen; er zijn er zoveel hier."
En de volgende in de gebedsrij was dus dat kleine meisje. De Here weet gewoon hoe de dingen precies goed uit te werken. Ik zei dus: "Mevrouw Isaacson..." Zij kan misschien nu hier zijn. Zij was mijn stem van Finland. En ik zei dus: "Zegt u nu enkel de woorden die ik spreek." Zij zei: "Goed."
En ik zei: "Lieveling, de Here Jezus genas je, beloonde je daarbuiten voor wat je deed. Nu, ga daarheen en neem enkele mensen om die draagbeugels af te nemen. Let gewoon op wat er gebeurt." En zij hobbelde over het podium. En ik ging door met de rest van hen.
Binnen enkele ogenblikken kwam zij met de schoenen terug, draagbeugels boven haar hoofd; gewoon even normaal, beide ledematen zo goed als het maar kon zijn en rende de trap op en af. Ziet u, geloof, geloof, liefde vindt haar plaats. Dat is juist.
Foto boven, het kleine meisje is Veera Ihalainen, een oorlogswezen die wonderbaarlijk verlost werd van wrede beugels en krukken
Uit de preek
"Volharding"
(par. 11) van William Branham gehouden op 16 November 1963