VORIGE PAGINA     |   INDEX GETUIGENISSEN  |    VOLGENDE PAGINA
getuigenissen
    WIE WAS WILLIAM BRANHAM?  |   INDEX 110 GETUIGENISSEN  |   HOME
"Achter de voorhang van de tijd"
Ooggetuigenis van William Branham over de hemel na de dood


William Branham (Uit de preek: De verworpen koning" van William Branham)

De vorige zondagochtend werd ik vroeg wakker. Dat was op zaterdag, dit visioen. Ik heb altijd gepiekerd. Ik heb altijd aan sterven gedacht. Ik, die vijftig ben, mijn tijd is niet... geloof ik niet dat het al te lang was. Ik vroeg mij af wat ik in deze theofanie, het hemelse lichaam zou zijn. Zou het zijn dat ik mijn dierbare vrienden zou zien en een kleine witte nevel voorbij zou zien gaan en zeggen: "Daar gaat broeder Neville", en hij zou niet kunnen zeggen: "Hallo, broeder Branham". En wanneer Jezus kwam, dan zou ik weer mens zijn. Ik dacht dat dikwijls.

Ik droomde dat ik ginds in het westen was en ik... naar beneden komend door een kleine plek met sage-struiken, en mijn vrouw was bij mij, en we waren aan het vissen geweest op forel. Ik stopte en opende het hek, en de luchten waren zo prachtig. Ze zagen er niet zo uit als hier boven de vallei. Ze waren blauw en mooie witte wolken. En ik zei tot mijn vrouw: "We hier al een lange tijd geleden heen moeten gaan, lieveling."

Ze zei: "Omwille van de kinderen hadden we het moeten doen, Billy."

Ik zei: "Dat is zo..." En ik werd wakker. Ik zei: "Ik droom zo veel. Ik vraag mij af waarom." En ik keek omlaag en zij lag naast mij. En ik ging omhoog op mijn kussen, zoals veel van u mensen hebben gedaan. Legde mijn hoofd op de plank aan het hoofdeinde van het bed en legde mijn handen achter mij. En ik lag daar zo op deze manier en ik zei: "Wel, ik vraag me gewoon af wat het zal zijn aan de andere zijde. Ik ben al vijftig, en ik heb nog niets gedaan. Als ik slechts iets kon doen om de Heer te helpen. Want ik weet dat ik niet onsterfelijk zal zijn. De helft van mijn tijd is voorbij minstens; of meer dan de helft. Als ik net zo oud word als mijn familie, is nog maar de helft van mijn tijd voorbij." En ik keek rond en ik lag daar, van plan om op te staan. Het was omstreeks zeven uur. Ik zei: "Ik geloof dat ik naar de gemeente zal gaan vanmorgen nu ik schor ben. Ik zou graag broeder Neville horen prediken."

Dus ik zei: "Ben je wakker, lieveling?" En ze sliep erg vast.

En ik wil dat u dit niet mist. Het heeft mij veranderd. Ik kan niet dezelfde broeder Branham zijn die ik was.

103 En ik keek, en ik hoorde iets wat bleef zeggen: "U begint nog slechts. Bind de strijd aan. Blijf gewoon aanhouden."

Ik schudde mijn hoofd een ogenblik en toen dacht ik: "Wel, ik ben dit waarschijnlijk zo aan het denken, weet u, iemand kan zich wat dingen verbeelden", en ik zei: "Ik heb me dat waarschijnlijk gewoon verbeeld."

Er werd gezegd: "Bind de strijd aan! Blijf doorgaan! Blijf doorgaan!"

En ik zei: "Misschien zei ìk het."

107 En ik beet op mijn lippen, en deed mijn hand over mijn mond en daar kwam het opnieuw. Zei: "Blijf doorgaan. Als u slechts wist wat er aan het eind van de weg was." En het scheen alsof ik Grim Snelling kon horen of iemand die dat lied zong op deze manier; ze zingen het hier - Anna Mae en u allen:

Ik heb heimwee en ben weemoedig en ik wens Jezus te zien.
Ik zou graag die lieflijke havenklokken horen luiden;

Het zou mijn pad verlichten en zou alle vrees doen verdwijnen;
Heer laat mij voorbij het gordijn van de tijd kijken.
U hebt het hier in de gemeente horen zingen.

En ik hoorde Iets zeggen: "Zou u graag even achter het gordijn willen zien?"

Ik zei: "Het zou me zoveel helpen." En ik keek, en in een ogenblik, een zucht, was ik gekomen op een plaats die glooide. Ik keek om en daar lag ik in het bed. Ik zei: "Dit is iets vreemds."

Nu, ik zou niet willen dat u dit navertelt. Dit is voor mijn gemeente, of mijn schapen waarover ik de herder ben. Of het was dat ik in dit lichaam was of erbuiten, of het een opname was... Het was niet zoals enig visioen dat ik ooit had. Ik kon daarheen zien, en ik kon hierheen zien. En toen ik op die kleine plaats kwam; ik heb nooit zoveel mensen gezien die kwamen aanlopen, schreeuwend: "O, onze dierbare broeder." En ik keek, en jonge vrouwen, misschien voor in de twintig (achttien tot twintig) sloegen hun armen om me heen en riepen: "Onze dierbare broeder."

Hier kwamen jonge mannen in de schittering van jonge mannelijkheid, en hun ogen glinsterden en zagen eruit als sterren op een donkere avond, hun tanden wit als een parel en ze riepen en grepen me vast en riepen: "O, onze dierbare broeder." En ik stopte en ik keek en ik was jong. Ik keek terug naar mijn oude lichaam dat daar lag met mijn handen achter mijn hoofd. Ik zei: "Ik begrijp dit niet." En deze jonge vrouwen sloegen hun armen om me heen.

Nu, ik besef dat dit een gemengd gehoor is en ik zeg dit met de liefelijkheid en met de zachtheid van de Geest. Mannen kunnen hun arm niet om vrouwen heenslaan zonder een menselijk gevoelen. Maar het was daar niet zo. Er was geen gisteren noch morgen. Ze werden niet vermoeid. Ze waren... Ik heb nog nooit zulke aardig uitziende vrouwen gezien in heel mijn leven. Ze hadden haar, ver neer tot hun middel, lange rokken tot hun voeten en ze omhelsden me gewoon. Het was geen omhelzing zoals zelfs mijn eigen zuster die daar zit me zou omhelzen. Ze kusten mij niet, en ik kuste hen niet. Het was iets waarvoor ik de woordenschat niet heb; ik heb de woorden niet om het te zeggen. 'Volmaaktheid' zou het niet beschrijven. 'Verheven' zou er zelfs nergens aan kunnen tippen. Het was iets wat ik nooit... U zult daar gewoon moeten zijn.

En ik keek deze kant op en die kant en ze kwamen bij duizenden. En ik zei: "Ik begrijp dit niet." Ik zei: "Waarom ze..." En hier kwam Hope - dat was mijn eerste vrouw. Zij liep naar mij toe en zei nooit: "Mijn man." Zij zei: "Mijn dierbare broeder." En toen ze me omhelsde, was er nog een vrouw die daar stond die mij omhelsd had, en toen omhelsde Hope deze vrouw en ieder... Ik dacht: "Dit moet iets anders zijn, het kan gewoon niet. Er is iets..." O, zou ik ooit weer terug willen naar dat oude karkas. Ik keek daar rond en ik dacht: "Wat is dit?" En ik keek heel goed en ik zei: "Dit kan ik niet begrijpen." Maar Hope scheen te zijn als een... o, een ere-gast. Ze was niet anders, maar gewoon als een ere-gast.

En toen hoorde ik een stem die tot mij sprak die in de kamer was en zei: "Dit is wat u predikte dat de Heilige Geest was. Dit is volmaakte liefde. En niets kan hier binnenkomen zonder dat."

Ik ben meer vastbesloten dan ooit in mijn leven, dat er volmaakte liefde nodig is om daar binnen te gaan. Daar was geen jaloezie. Daar was geen vermoeidheid. Daar was geen dood. Ziekte kon daar nooit binnenkomen. Sterfelijkheid kon u nooit oud maken, en ze konden niet huilen. Het was gewoon één vreugde - "O, mijn dierbare broeder".

En ze namen me op en zetten me op een heel grote hoge plaats. En ik dacht: "Ik droom niet. Ik kijk terug naar mijn lichaam dat daar op het bed ligt." En men zette me daar op en ik zei: "O, ik hoorde hier niet op te zitten."

En hier kwamen vrouwen en mannen van beide kanten, gewoonweg in de bloei van hun jeugd, roepend. En één vrouw stond daar en ze schreeuwde: "O, mijn dierbare broeder. O, we zijn zo gelukkig u hier te zien."

Ik zei: "Ik begrijp dit niet."

En toen zei die stem, die van boven mij sprak: "U weet dat er in de Bijbel geschreven staat, dat de profeten werden vergaderd met hun volk."

En ik zei: "Ja, ik herinner me dat in de Schriften."

Zei: "Wel, dit is wanneer u zult samenkomen met uw volk." Ik zei: "Dan zullen ze werkelijk zijn, en kan ik hen voelen."

"O ja."

Ik zei: "Maar ik... Er zijn er miljoenen. Er zijn niet zovele Branhams."

En die stem zei: "Zij zijn geen Branhams, zij zijn uw bekeerlingen. Dit zijn degenen die u tot de Here hebt geleid." En zei: "Sommigen van die vrouwen daar van wie u vindt dat ze zo mooi zijn, waren meer dan negentig jaar oud toen u hen tot de Heer leidde. Geen wonder dat ze roepen: 'Onze dierbare broeder.'"

121 En zij riepen allen plotseling: "Als u niet was gegaan, zouden wij hier niet zijn."

122 Ik keek rond en ik dacht: "Wel, ik begrijp het niet." Ik zei: "O, waar is Jezus? Ik wil Hem zo graag zien."

Ze zeiden: "Nu, Hij is even wat hoger, recht omhoog, die kant op." Zei: "Op een dag zal Hij tot u komen." Ziet u? Zei: "U werd gezonden als leider en God zal komen en als Hij komt, zal Hij u eerst oordelen betreffende dat wat u hun leerde; of ze binnengaan of niet. Wij zullen binnengaan in overeenstemming met uw onderwijzing."

Ik zei: "O, ik ben zo blij! Moet Paulus staan op deze wijze? Moet Petrus op deze manier staan?"

"Ja."

Ik zei: "Dan heb ik elk woord gepredikt dat zij predikten. Ik heb er nooit van verschild, van begin tot eind. Waar zij doopten in de Naam van Jezus Christus, deed ik het ook. Waar zij de Doop van de Heilige Geest leerden, deed ik het ook. Wat zij ook leerden, deed ik eveneens."

En die mensen riepen en zeiden: "Wij weten dat, en we weten dat we op een dag met u terug naar de aarde zullen gaan. Jezus zal komen, en u zult worden geoordeeld volgens het Woord dat u ons predikte. En dan, als u wordt aanvaard op dat moment, wat u zult worden, dan zult u ons aan Hem voorstellen als uw zegetekenen van uw bediening." Zeiden: "U zult ons naar Hem toe leiden en tezamen zullen we teruggaan naar de aarde om voor altijd te leven."

Ik zei: "Moet ik nu terugkeren?"

"Ja, maar blijf doorzetten."

Ik keek en ik kon de mensen zien; zover als ik maar kon zien, nog steeds komend, wilden ze me omarmen, roepend: "Onze dierbare broeder."

Op dat moment zei een stem: "Allen die u ooit hebt liefgehad en allen die u ooit liefhadden, heeft God u hier gegeven." En ik keek en hier kwam mijn oude hond aanlopen. Hier kwam mijn paard en legde zijn hoofd boven op mijn schouder en hinnekte. Zei: "Allen die u ooit liefhad en allen die u ooit liefhadden, God heeft hen in uw hand gegeven door uw bediening."

Ik voelde mijzelf weggaan van die prachtige plaats. En ik keek rond. Ik zei: "Ben je wakker, lieveling?" Ze sliep nog steeds en ik dacht: "O God, o help me, o God. Laat mij nooit over één woord een compromis sluiten. Laat me helemaal precies bij dat Woord blijven en Het prediken. Ik maak me er geen zorgen over wat komt of gaat, wat iemand, wie dan ook doet, hoevele Sauls of zonen van Kis er opstaan, hoeveel dit, dat, of wat anders, laat mij Heer, doordrukken tot die plaats."

Alle vrees voor de dood... ik zeg dit met mijn Bijbel voor me deze morgen. Ik heb daar een kleine jongen, vier jaar oud, die moet worden opgevoed. Ik heb een dochter van negen jaar en een teenager waarvoor ik dankbaar ben, die de weg van de Heer is opgegaan. God, laat mij leven om hen op te voeden in de vreze van God. Behalve dat, schijnt de hele wereld tot me te roepen. Negentig jaar oude vrouwen en mannen en alle soorten: "Als u niet was gegaan, zouden wij hier niet zijn geweest." God, laat mij doorgaan met de strijd. Maar als het komt tot sterven, ben ik niet meer... Het zou een vreugde zijn, het zou een genoegen zijn om binnen te gaan vanuit dit bederf en deze schande.

Als ik ginds boven, een honderd biljoen mijlen hoog, een vierkant blok kon maken, en dat is volmaakte liefde. Elke stap deze kant op, wordt het smaller, totdat we komen waar we nu zijn. Het zou gewoon min of meer een schaduw van bederf zijn. Dat kleine iets wat wij kunnen bespeuren en voelen dat er ergens iets is; we weten niet wat het is. O, mijn dierbare vriend, mijn geliefden, mijn lievelingen van het Evangelie, mijn verkregen kinderen tot God, luister naar mij, uw herder. U... Ik wilde dat er de een of andere manier was dat ik het aan u kon uitleggen. Er zijn geen woorden. Ik zou ze niet kunnen vinden. Het wordt nergens gevonden. Maar vlak achter deze laatste ademtocht ligt het allerheerlijkste wat u ooit... Er is geen wijze om het uit te leggen. Er is geen manier voor; ik kan het gewoon niet. Maar wat u ook doet, vrienden, leg al het andere opzij, totdat u volmaakte liefde krijgt. Kom tot een plek dat u iedereen kunt liefhebben, elke vijand, al het andere. Dat ene bezoek daar, voor mij, heeft me tot een ander mens gemaakt. Ik kan nooit, nooit, nooit dezelfde broeder Branham zijn die ik was.

Of de vliegtuigen nu schudden, of de weerlicht nu flitst, of de spionnen nu een geweer op me gericht hebben, wat het ook is, het maakt niet uit. Ik zal de strijd aanbinden door de genade van God terwijl ik het Evangelie predik aan elk schepsel en tot iedere persoon die ik kan, hen overhalend naar dat prachtige land ginds. Het mag moeilijk schijnen; het mag misschien een heleboel kracht kosten.

Ik weet niet hoeveel langer nog. We weten het niet. Lichamelijk gesproken, vanuit mijn onderzoek onlangs, zei hij: "U hebt vijfentwintig jaren van hard, goed leven gehad. U bent solide." Dat hielp mij. Maar o, dat was het niet. Dat is het niet. Het is iets hier van binnen. Deze vergankelijkheid moet onvergankelijkheid aandoen; dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.



VORIGE PAGINA     |   VOLGENDE PAGINA

Wie was William Branham

HOME      INDEX getuigenissen    TOP   

______________________________________________

Voor vragen of opmerkingen:





Peter van Oort

Peter van Oort